Voormalig kindsoldaat strijdt voor educatie

Nicknora Gongich Ngueny is een man met een bijzonder verhaal en een belangrijke missie. Nadat hij op jonge leeftijd ontvoerd werd, om vier jaar als kindsoldaat te vechten voor onafhankelijkheid in het Zuid-Soedanese rebellenleger, vluchtte hij in het jaar 2000 naar Nederland. Na het afronden van zijn studie International Business in Rotterdam besloot hij in december 2012 het leven dat hij ondertussen in Nederland had opgebouwd achter zich te laten om definitief terug te keren naar zijn vaderland. Ondanks het feit dat de economische-, politieke- en veiligheidssituatie daar nog verre van gunstig zijn probeert hij met de Nederlandse stichting KEF zijn droom, degelijk onderwijs voor de kinderen uit zijn dorp, te verwezenlijken. Ik had het genoegen samen met hem deze bijzondere reis te ondernemen en te documenteren.

Zuid-Soedan is de jongste natie ter wereld en wellicht tevens de meest zwaarbevochten. Nadat Soedan halverwege de jaren vijftig onafhankelijkheid verkreeg van de koloniale overheersing van Engeland en Egypte ontstond er vrijwel direct een interne strijd tussen het Arabische noorden en de traditionele stammen in het zuiden. Pas in 2005, na 50 jaar oorlog, werd de vrede getekend en op 9 juli 2011 was de onafhankelijke staat Zuid-Soedan een feit.

Gongich heeft de verschrikkingen van deze oorlog van dichtbij meegemaakt als kindsoldaat. Hij maakte deel uit van de circa 20.000 kinderen die onder valse voorwendselen door de zuidelijke rebellen werden meegenomen naar het “veilige” Ethiopië. Tijdens deze 15 dagen durende voettocht kwamen veel kinderen om van de honger en dorst. Daarnaast zorgden nachtelijke aanvallen van wilde dieren, moordpartijen van vijandige stammen en het overzwemmen van kolkende rivieren vol met krokodillen voor nog meer slachtoffers. En aangekomen in Ethiopië was de nachtmerrie nog niet over. De veilige haven bleek een militair trainingskamp waar bouwwerkzaamheden, militaire training en gevechten aan de orde van de dag waren.

Na ruim 4 jaar in het trainingskamp moest de tocht opnieuw ondernomen worden omdat er een oorlog uitbrak tussen Ethiopië en Eritrea. De hereniging met zijn moeder in zijn inmiddels verwoeste geboortedorp Adol-Kolnyang Payam was van korte duur want Gongich werd opgeroepen om te vechten in het leger, het noordelijke leger ditmaal. Om niet tegen zijn eigen mensen te vechten vluchtte hij naar de hoofdstad Khartoum vanwaar hij in 2000 op een containerschip naar Nederland werd gesmokkeld.

Ik heb mijzelf voor en ook na ons vertrek uit Nederland vaak afgevraagd waarom hij zo’n drive had om terug te keren naar zijn land. De gebeurtenissen uit zijn verleden moeten haast wel traumatiserend zijn geweest en ook in de huidige situatie zal het niet makkelijk zijn daar te leven. Ok, de oorlog is dan wel over, maar het land verkeert nog steeds in grote problemen. De spanningen tussen noord en zuid houden aan, ditmaal door de oliereserves die zich bevinden op het grensgebied tussen de twee landen. Verschillende conflicten hierover hebben ertoe geleid dat Zuid-Soedan zijn olie niet meer in het noorden laat raffineren, waardoor beide landen veel inkomsten mislopen. En dat heeft nogal wat nadelige gevolgen als inkomsten uit olie voor 98% van het overheidsbudget zorgen….

Het parlement lijkt zich ondertussen voornamelijk bezig te houden met inkomende winstmarges van buitenlandse investeerders, het wagenpark (vol gloednieuwe landcruisers) en de inrichting van luxe kantoren met airco. En dat terwijl er snelle en daadkrachtige besluiten moeten worden genomen over noodzakelijke investeringen op het gebied van infrastructuur, gezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast heerst er een enorme werkeloosheid onder de bevolking, zelfs bij de Zuid-Soedanezen die teruggekeerd zijn na langdurig verblijf en studie in het buitenland. En alsof dit allemaal nog niet genoeg instabiliteit brengt rees na ons verblijf in de hoofdstad Juba bij mij de vraag: de oorlog is dan wel uit het land, maar is de oorlog ook uit het hoofd van de mensen?

Wat voor mij in ieder geval vast staat is dat bij Gongich, ondanks zijn verleden, de gedachten aan oorlog zijn vervangen door het streven naar wederopbouw. Dit kwam veelvuldig naar voren in de interviews die ik voor en tijdens onze reis met hem had: “Ik ga terug omdat ik nooit onderwijs heb gehad in Zuid-Soedan. Ik voel een plicht om te zorgen dat het onderwijs dat ik in het verleden nooit heb gekregen mogelijk te maken voor de kinderen in het dorp.“ Het dorp waar Gongich naar refereert is Panpandiar, gelegen tussen de vrijwel onbegaanbare hoofdweg van Juba naar Bor en de Nijl. Dit is de plek waar de Dinka’s van Adol-Kolnyang Payam, onder leiding van Gongich’ opa, hun toevlucht zochten tijdens de oorlog om de bombardementen en grondaanvallen van het noordelijke leger te ontvluchten. Sindsdien hebben de meeste stamleden zich hier permanent gevestigd.

Bij onze aankomst in het dorp werden we met open armen ontvangen. De vriendelijkheid en gastvrijheid die we ervoeren van iedereen die we tegen kwamen was erg welkom, aangezien het in schril contrast stond met de situaties zoals we die soms meemaakte in Juba. Ook volgden er natuurlijk vele prachtige ontmoetingen met familie en bekenden van vroeger. Het hoogtepunt was wel het emotionele weerzien van Gongich met zijn moeder na ruim 12 jaar van haar gescheiden te zijn geweest.

In Panpandiar is het net of de tijd heeft stilgestaan. De mensen leven nog op zeer traditionele wijze en krijgen weinig mee van de westerse ontwikkelingen die inmiddels in het land zijn ingezet. Nou ja, misschien op de tweedehands T-shirts uit het westen en het gebruik van mobiele telefoontjes na dan. De Dinka’s van Panpandiar wonen in modderhutjes met rieten daken, drinken water uit de Nijl en zijn grotendeels zelfvoorzienend. Naast akkerbouw, wat de vrouwen grotendeels voor hun rekening nemen, is veeteelt het belangrijkste middel van bestaan. Welvaart wordt uitgedrukt in het aantal koeien en het vee is dan ook het belangrijkste monetaire middel van deze van oorsprong nomadische stam. De symboliek omtrent de koeien, met hun gigantische horens, is diep ingebed in de cultuur en speelt een rol bij vrijwel alle stadia in het leven van een Dinka.

De koeien worden gehouden in grote koeien kampen: zeeën van as met smeulende resten van verbrande koeienpoep. Dit beschermt het vee en de veehoeders in het camp tegen malariamuggen en tseetseevliegen. De as wordt zelfs over het vee en de mensen zelf uitgesmeerd. Een goed alternatief voor zeep op plekken waar het water schaars is. Overdag worden de koeien losgelaten om te grazen in de omliggende gebieden. Het was voor mij erg bijzonder om te zien hoe de mensen gemoedelijk samenleven met hun vee onder vaak erg zware omstandigheden.

Echter achter de vredigheid van deze traditionele leefwijze gaat ook veel leed schuil. De jaren van oorlog en onzekerheid hebben ervoor gezorgd dat de voorzieningen in gezondheidszorg en onderwijs, met name buiten de grote steden, ernstig achterloopt, zelfs op de meeste Afrikaanse landen. Ziektes als malaria, gele koorts, hersenvliesontsteking, cholera en tbc zorgen jaarlijks nog voor veel doden. Daarnaast overlijdt 10 tot 15 procent van de geboren kinderen in hun eerste levensjaar door het gebrek aan medische voorzieningen. Op het gebied van onderwijs zijn de statistieken niet veel beter. Slechts een derde van de bevolking heeft ooit enig onderwijs genoten. En met gemiddeld ruim 50 leerlingen per docent en gemiddeld bijna 130 per klaslokaal is de vraag of dergelijk onderwijs mensen ook echt verder kan helpen. Daarnaast krijgen meisjes vaak de kans niet om naar school te gaan. De prioriteit in de gezinnen zijn de mannen en het voorrecht van onderwijs is dus voornamelijk voor hen weggelegd.

De piepjonge overheid, voornamelijk samengesteld uit hoge officieren uit de voormalige rebellenbeweging, wordt geplaagd door budgettaire problemen, een gebrek aan visie, expertise en daadkracht en de alomtegenwoordige corruptie. Ondanks dat de VN de Zuid-Soedanese regering nauw bijstaat in het proces van wederopbouw is deze momenteel niet bij machte de prangende problemen in gezondheidszorg en onderwijs op te lossen. Het zijn dus veelal hulporganisaties die voor de zware taak komen te staan kleine verbeteringen te brengen op deze gebieden.

Ook Gongich probeert met de stichting KEF (Kolnyang Education Foundation), die hij tijdens zijn studie in Nederland samen met klasgenoten oprichtte, een steentje bij te dragen aan de wederopbouw van zijn land. Zijn eerste missie is om degelijk onderwijs met goede voorzieningen te kunnen bieden aan de kinderen van Panpandiar. Dat is nu onmogelijk, aangezien de huidige school kampt met een reeks aan problemen.

Tijdens zijn bezoek aan Panpandiar in 2011 maakte Gongich al foto’s van de schoolgebouwen in het dorp om de noodzaak van het doel van KEF te benadrukken. De staat waarin deze gebouwen verkeerde was toen al erbarmelijk, maar verbleekte bij de staat zoals wij die aantroffen… Vrijwel alle schoolgebouwtjes verkeerden in verregaande staat van ontbinding. Het schoolterrein had daardoor meer weg van een complex met ruïnes in plaats van een stimulerende omgeving voor onderwijs. De bedroevende staat waarin de gebouwtjes momenteel verkeren komt voornamelijk doordat de muren van de schoolgebouwtjes zijn vervaardigd van hout en modder. Tijdens het regenseizoen, met lang aanhoudende slagregens, spoelt een groot deel van de modder weg. De muren die deze beproeving doorstaan worden op hun beurt verder verzwakt door termieten die het hout van binnenuit opeten. De dorpsoudsten, die we over deze problematiek spraken, gaven aan dat veel kinderen door de staat van de klaslokalen gedemotiveerd raken en niet meer naar school gaan.

Naast de huisvesting kampt de school in Panpandiar ook met problemen wat betreft de bemanning en de algemene onderwijsvoorzieningen. Het merendeel van het docententeam heeft de school verlaten, omdat er naast te weinig loon ook geen fatsoenlijke voorzieningen zijn om onderwijs te verzorgen. Voor de hele school zijn er bijvoorbeeld maar drie oude krijtborden, er zijn geen banken of tafels en veel kinderen hebben niet eens een schrift en een pen of potlood om mee te schrijven. Noodgedwongen zitten de kinderen dus op oude voedselhulpblikken en wordt er vaak in het zand geschreven. Alleen voor de docenten zijn er werkboeken beschikbaar die in een normale situatie voor elk kind voorradig zouden moeten zijn.

Echter ondanks al deze negatieve elementen hebben de dorpelingen van Panpandiar een positieve blik op de toekomst door te geloven in het doel waar Gongich naar streeft: Een nieuw en duurzaam schoolgebouw met meubilair, voldoende getrainde docenten en alle lesmaterialen die nodig zijn voor degelijk onderwijs. De hele gemeenschap staat als een blok achter hem en is zelfs bereid hier offers voor te brengen. Onderwijs wordt terecht gezien als de basis voor wederopbouw en vooruitgang en verdient volgens de dorpelingen prioriteit boven toegang tot schoon drinkwater en medische voorzieningen. Veel mensen hebben zichzelf al bereid gesteld te helpen met de werkzaamheden aan een nieuwe school wanneer de bouw van start gaat.

Maar zover is het nog lang niet. De financiële situatie van het land en de daardoor devaluerende Zuid-Soedanese pond zorgt ervoor dat de prijzen snel stijgen. Door de vrijwel onbegaanbare wegen is het vervoer van bouwmaterialen een kostbare zaak en ook het bouwmateriaal zelf, wat voornamelijk moet worden geïmporteerd uit omliggende landen, is voor Afrikaanse begrippen buitengewoon duur. Het is dus de vraag of de ruim 60.000 euro die voor het project is begroot volstaat om de doelen van KEF en de visie van Gongich te verwezenlijken. Gongich blijft echter strijdbaar in de hoop dat zijn droom over goed onderwijs voor de kinderen van Panpandiar binnen onafzienbare tijd kan worden verwezenlijkt.

Voor meer informatie over de stiching KEF en het onderwijsproject kijk op www.sukef.org

Published

Updated

Author

robert

Categories

General, Writing

Comments